Extrahepatisch: depressie

Extrahepatische verschijnselen

 

Ongeveer 40-70% van de chronische hepatitis C patiënten ontwikkelt ooit een extrahepatische aandoening gedurende hun ziektebeloop, gebaseerd op studies waarbij patiënten langdurig (veelal langer dan 20 jaar) geïnfecteerd waren met hepatitis C (64, 65). De belangrijkste zijn gemengde cryoglobulinemie, membranoproliferatieve glomerulonefritis, non-Hodgkin lymfoom, diabetes mellitus, hart- en vaatziekten, depressie en reumatologische aandoeningen.

Depressie

 

Ongeveer een kwart van de HVC patiënten is depressief (66). Factoren die hieraan kunnen bijdragen zijn enerzijds fysieke factoren (symptomen van de infectie en/of complicaties) en anderzijds psychosociale factoren (bijvoorbeeld het heersende stigma over HCV infectie) (76). Er zijn echter ook nog meer onbekende factoren die een rol spelen. Er wordt bijvoorbeeld gespeculeerd over inflammatoire effecten op de hersenen (76).

 

Behandeling met peg-interferon kan een depressie veroorzaken of verergeren. De nieuwe antivirale middelen hebben echter geen negatief effect op de mentale status van een patiënt. De eerste studies laten zelfs zien dat geestelijke gezondheid en emotie domeinen van kwaliteit van leven vragenlijsten verbeteren na het bereiken van SVR (76).