In 1992 werd de screening van gedoneerd bloed op hepatitis C ingevoerd in Nederland, waardoor geïnfecteerd bloed vernietigd kon worden voor het aan een patiënt gegeven werd. Vóór 1992 zijn met name mensen die regelmatig bloedtransfusies ontvingen, zoals patiënten met hemofilie (een bloederziekte), geïnfecteerd geraakt met hepatitis C. Wij willen in deze paragraaf ook dialysepatiënten includeren, die ook een hoger risico hebben op het oplopen van hepatitis C.
In 1995-1996 en 1996-1998 zijn patiënten die gedialyseerd werden gescreend op hepatitis C (33). Vijftig procent van alle dialysepatiënten heeft meegedaan. Het aantal antistof-positieve mensen varieerde van 2,7% (62/2281) tot 3,2% (74/2286). Het aantal mensen met chronische hepatitis C varieerde van 2,5% (58/2281) tot 2,7% (61/2286).
Er is één project uitgevoerd bij patiënten met hemofilie (34). Zij hebben alleen risico gelopen op hepatitis C indien zij bloedproducten hebben gekregen voor 1992. Alle bekende hemofilie patiënten in Nederland werden in 2001 uitgenodigd een vragenlijst in te vullen. Van de 1519 uitgenodigden, bleken 771 risico te hebben gelopen op hepatitis C. Ruim 80% (638/771) hiervan had informatie over hun hepatitis C status gegeven. In totaal had 69,1% (441/638) aangegeven hepatitis C te hebben of te hebben doorgemaakt (dus antistof-positief te zijn) en had 53,9% (344/638) aangegeven op dit moment gediagnosticeerd te zijn met chronische hepatitis C. Het overgrote deel van deze laatste groep (68%) was toentertijd (nog) niet aan behandeling begonnen.