Transmissie van het hepatitis C virus (HCV) gebeurt via bloed-bloedcontact. Soms zit HCV ook in sperma of rectaal vocht. Denk aan:
Transmissie van het hepatitis C virus (HCV) gebeurt via bloed-bloedcontact. Soms zit HCV ook in sperma of rectaal vocht. Denk aan:
Eerste generatie migranten uit endemische landen (landen met een HCV prevalentie ≥2%)
Mensen die een bloedtransfusie hebben ontvangen vóór 1992 of in een land waar destijds geen screening van bloedproducten plaatsvond
Homo- en biseksuele mannen (MSM)
Hiv-positief mensen en hiv-negatieve mensen die PReP gebruiken
Personen die (injecteerbare) drugs gebruiken (people who inject drugs, PWID)
Er is echter ook een grote groep HCV-positieve mensen in Nederland die niet behoort tot een van deze risicogroepen (3).
De hepatitis C epidemie is waarschijnlijk ontstaan in de jaren ’40 van de vorige eeuw, door transfusie van HCV-geïnfecteerd bloed(producten) en het gebruik van niet-gesteriliseerde medische instrumenten. De epidemie heeft zich in de jaren ’60 en ’70 voortgezet door hoog-risicogedrag van drugsgebruikers, zoals het delen van naalden en rietjes (53). Het hepatitis C virus zelf werd echter pas in 1988 ontdekt (54). Dit leidde tot het invoeren van de HCV-screening van bloedproducten, die in 1992 geïmplementeerd werd in o.a. Nederland, West-Europa, de Verenigde Staten en Australië. Tegenwoordig worden bloedproducten in meer landen gescreend. Uit het WHO rapport ‘Global Status Report on Blood Safety and Availability’ uit 2016 (55) blijkt dat in 2013 72% (139/194) van de ondervraagde landen 100% van hun bloedproducten testte en 6% (11/194) tussen de 85 en 100%. Door het screenen van donorbloed(producten) op hepatitis C is deze transmissieroute aangepakt.
Een andere belangrijke transmissieroute, met name in Nederland, was het gebruik van injecteerbare drugs. Injecteerbaar drugsgebruik was met name in de jaren ’60 en ’70 van de vorige eeuw populair. Eind jaren ’80 werden de eerste naald uitwisselingsprogramma’s geïmplementeerd. Nederland was een van de eerste landen om dit te doen. Samen met maatregelen zoals methadonverstrekking hebben deze programma’s ervoor gezorgd dat het aantal PWID enorm daalde (56). In Nederland is injecteerbaar drugsgebruik nog steeds onpopulair (57). Door de lage prevalentie van injecteerbaar drugsgebruik en de goede preventieve maatregelen in Nederland, daalt de incidentie van hepatitis C bij PWID (22, 58). Zij zijn hierdoor niet meer een van de belangrijkste risicogroepen voor het krijgen van acute hepatitis C. Dit zijn tegenwoordig de MSM, met name als ze hiv-positief zijn of wanneer ze PReP gebruiken (30, 59).